Cashflow = inkomende geldstromen - uitgaande geldstromen.
Een ondernemer ontvangt in een kwartaal €20.000 uit verkopen en geeft €10.000 uit aan inkopen en salarissen.
Cashflow = inkomende geldstromen - uitgaande geldstromen, dus €20.000 - €10.000 = €10.000. Hij heeft in dat kwartaal dan een positieve cashflow van €10.000. Let op, cashflow is niet hetzelfde als winst!
Als er een factuur is verstuurd, maar deze nog niet is betaald, telt deze factuur mee als opbrengst bij het berekenen van de winst. Maar het geld is nog niet binnen, daarom is het geen inkomende geldstroom die meetelt bij het berekenen van de cashflow. Een andere post die het verschil aanduidt, zijn afschrijvingen. Afschrijvingen zijn kosten die je van de winst mag aftrekken, maar het zijn geen daadwerkelijke uitgaven. En daarom tellen ze niet als uitgaande geldstroom bij de cashflow.
